Oekraïne: Steun & Solidariteit. Lees meer

Search
Close this search box.

Voortaan moet architectuur (absoluut) inspiratie putten uit de natuur

In België worden weinig gebouwen ontworpen volgens het biomimicry-principe, een benadering geïnspireerd op de ingenieuze, eenvoudige en duurzame oplossingen die de natuur sinds miljarden jaren invoert. Moeten en kunnen de architecten van vandaag een dergelijke denkwijze en elementen van dit type in hun ontwerpen opnemen? We bespreken dit onderwerp met Marc Somers (Somersespace), Steven Ware en Ivan Franck (ArtBuild Architects).

“Trek lessen uit de natuur, daar ligt onze toekomst”, zo zou Leonardo da Vinci hebben gezegd. Wat Marc Somers, architect-zaakvoerder van Somersespace, vertaalt als: “Wij mogen dan wel architect of stedenbouwkundige zijn, maar de natuur was al lang voor ons architect.” Bepaalde historici suggereren dat biomimicry altijd heeft bestaan en noemen als voorbeeld de uitvinding van het wiel, geïnspireerd op de arbeid van mestkevers. Maar wat kunnen dieren, insecten en planten ons leren over een manier van leven die de planeet respecteert? Hoe kunnen we hun creativiteit, hun aanpassing aan het klimaat, aan de veiligheid, aan hun directe omgeving omzetten in materialen, ontwerpen, systemen? En vooral, hoe kunnen we van de voorstelfase (bv. bij een wedstrijd) naar de werkelijke bouwfase gaan, terwijl we binnen geplande en gecontroleerde normatieve, administratieve en budgettaire kaders blijven?

Bewuste biomimicry is erg recent

De uitdaging is groot, vooral omdat er dan wel tal van voorbeelden zijn van de vindingrijkheid van de natuur, maar de bewuste ‘vertaling’ daarvan in architectuur en bouw van recente datum is. “Het heersende idee in de 20e eeuw was dat architectuur gedomineerd moest worden door de machine”, aldus Steven Ware, architect-partner bij ArtBuild Architects en directeur van het Parijse kantoor. “De gebouwen waren ‘bewoonde machines’. Gefascineerd door het object zijn wij onze blik op de natuur kwijtgeraakt, waardoor een kloof is ontstaan tussen de wereld van de architecturale schepping en de levende wereld. Gelukkig hebben ontwerpers en architecten sinds een tiental jaar een gemeenschappelijk lexicon met de technici ontwikkeld, en voortaan halen we onze inspiratie uit het levende organisme.”

Tal van inspiratiebronnen

Maar waar halen we onze inspiratie vandaan? Voor Steven Ware “is de boom een emblematisch element. De boom is gehecht aan zijn bronnen, vangt koolstof op, fungeert als gastheer en stimulerende kracht voor biodiversiteit, stabiliseert het klimaat via hygrometrie …” Hij vermeldt ook de levende organismen die, vooral in de zee, kwarts synthetiseren en vervaardigen zonder extra toevoer van warmte, terwijl onze industrieën enorm veel energie en warmte verbruiken bij de productie van hetzelfde materiaal om glas te verkrijgen. Marc Somers wijst op zijn beurt op de mierenhoop en zijn natuurlijke verstedelijking – “een goed gestructureerde plaats waarbinnen elk compartiment een specifiek nut heeft” – of op de vleugels van libellen, die dankzij hun adering een veelvoud van hun gewicht kunnen dragen, een goed voorbeeld voor dragende structuren in gebouwen.

Voor of tegen formele biomimicry?

Net als Leonardo da Vinci, die zich voor zijn vliegende machines liet inspireren door vogels, ontwerpen sommige architecten gebouwen in de vorm van een bloem, een schelp of een reusachtige vlinder. Een vorm van ‘copy & paste’ die niet in de smaak valt bij Marc Somers: “Welk belang heeft een project om formeel biomimetisch te zijn als het noch menselijk is, noch ontworpen op de schaal van een stad, noch met respect voor natuur en mens?” Het gevaar, zo voegt hij eraan toe, “is te proberen ons dagelijks leven te enten op de natuur: er zou een ‘orgaanafstoting’ kunnen ontstaan, wat meer kwaad dan goed doet.” Marc Somers ziet biomimicry meer in het technisch zoeken naar oplossingen dan in een architecturale vorm of stijl.

Enkele recente voorbeelden

Er zijn in ons land maar weinig voorbeelden van gebouwen die geïnspireerd zijn door biomimicry. In Brussel ontwierp ArtBuild Architects Covent Garden, een 100 m hoog kantoorgebouw (80.000 m²) met onder meer een systeem voor de zuivering van grijs en zwart afvalwater, waarbij gebruik wordt gemaakt van fytosanitaire planten. Ivan Franck, architect en projectmanager bij ArtBuild Architects, vermeldt op zijn beurt de lopende bouw van het Montego-project (ARCHI 2000) en de toekomstige renovatie van het gebouw Wet 66, eveneens in Brussel.

Marc Somers noemt nog andere voorbeeldprojecten die rekening houden met stedenbouwkundige, milieu-, participatie- en bioklimatologische aspecten, en dus het gebouw bekijken in relatie tot zijn omgeving: een gemengde woonwijk voor bejaarden en gezinnen (Jambes) die de hoogtelijnen van het terrein volgt en zorgt voor natuurlijke energie en ventilatie, de herinrichting van het Dumonplein (Sint-Pieters-Woluwe) waar alles is uitgedacht in relatie tot en met behulp van de natuur, bomen, de rivier, de landbouw, de wind en natuurlijk licht, en twee projecten van zijn bureau: een in Marokko, ontworpen volgens de verplaatsingswijze van dieren, en een ander in Congo, met een bibliotheek op basis van een centrale as die de techniek overneemt van de windtoren die 4000 jaar geleden door de Egyptenaren werd uitgevonden.

Voor welke projecten?

Is biomimicry meer geschikt voor een bepaald type projecten? Ja, volgens Steven Ware: “Hoe meer de beslissingsbevoegdheid van het project gecentraliseerd is, des te makkelijker het is om de stakeholders ervan te overtuigen de richting van biomimicry in te slaan. In het algemeen is de tertiaire sector gunstiger voor biomimicry dan de woningbouw: er is meer ruimte voor materiaal- en systeeminnovatie bij het ontwerpen van kantoren.” Voor hem is biomimicry echter, ongeacht de sector, een ’troef’ voor de vermindering van het energieverbruik en de bescherming tegen oververhitting. Naast licht- en energiebeheer en thermoregulatie wijst Marc Somers op de voordelen van biomimicry op het gebied van functionele materialen en sterke, lichte structuren.

Biomimicry, bij leven en bij dood Het is algemeen bekend dat de ‘natuurlijke levenscyclus’ van een kantoorgebouw zeer kort is: gemiddeld 20 jaar, aldus Steven Ware. Dit is het gevolg van ontwerpen zonder rekening te houden met een mogelijke wijziging van de bestemming of van de bekommernis om de naleving van normen. “Daarom analyseren wij nu, bij het ontwerpen van een gebouw, de levensduur van de verschillende onderdelen ervan. Het voorzien van de dood van een gebouw is immers ook een vorm van biomimicry”, besluit hij.

Volumetrische studiemaquette van een bibliotheekproject in Congo, ontworpen volgens een centrale as, geïnspireerd op de techniek van de windtoren. Foto©Atelier Espace Architectural Marc Somers

Ecovillage Le Karoubier, in Marrakesh (Marokko), gebouwd rekening houdend met de verplaatsingswijze van dieren ©Atelier Espace Architectural Marc Somers + Rachid Taj.

Musa is een project van collectieve reflectie dat onze toekomst als inspiratiebron neemt en ons uitnodigt de juiste vragen te stellen. Beelden©ArtBuild

De door het project Wet 66 ontwikkelde concepten omvatten de opening van het huizenblok naar de openbare ruimte, een horizontale en verticale groene corridor, rijstveldachtige terrassen en de bijdrage van lokale biodiversiteit. Beelden©ArtBuild

Lees ook: Elektrotechniek voor de energietransitieORI zet de rol van advies- en ingenieursbureaus in Brussel in de kijkerAgglomeraatsteen en digitale fabricagetechnieken voor erfgoedrestauratieVoor ecologisch verantwoorde bouwers.

Meer news