Sinds 2006 schrijft de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) voor dat platte daken van meer dan 100 m² een groen karakter moeten krijgen. De voordelen van de veralgemening van die trend zijn op verschillende vlakken voelbaar: van het betrokken pand tot het algemeen welzijn in de stad. Belangrijke uitdagingen voor Brussel zijn: inzetten op een betere luchtkwaliteit, warmteregulering en terugdringen van de uitstoot. In die optiek willen we onze stad vergroenen en daken als extra groenruimte benutten. Naast de positieve effecten (meer biodiversiteit en waterretentie), roept het grotere aantal groendaken wel een aantal vragen over de gebruikte materialen en hun herkomst op.
Het eerste struikelblok is de steeds terugkerende aanwezigheid van lavagesteente (+/- 90 % van het volume). Daarmee worden de mengsels die groendaken bedekken lichter gemaakt, waardoor ze minder vocht bevatten. De vindplaatsen voor dat gesteente die het dichtst bij Brussel liggen, bevinden zich in het Centraal Massief en in Duitsland. De ontginning en het transport van die grondstoffen heeft een behoorlijke impact op hun koolstofbalans.
Een andere twijfelachtige kwestie is het gebruik van turfhoudende substraten. Turf is een gefossiliseerd organisch materiaal uit dagbouw of uit ondergrondse lagen. In het eerste geval gaat het om unieke omgevingen waar we zeldzame fauna en flora aantreffen die heel specifiek zijn en vaak worden beschermd. Ondergrondse turf houdt op een vrij stabiele manier koolstof in de bodem vast. Eens aan de oppervlakte, ontbinden die elementen en komt de koolstof in de atmosfeer terecht, waardoor de hoeveelheid atmosferische CO2 stijgt, met alle gekende gevolgen van dien. Structureel maakt turf substraten lichter én zorgt het voor een betere waterretentie.
Bovendien bevatten die substraten veel meststoffen en zuurteregelaars. Na verloop van tijd worden die stoffen opgenomen óf door de regen weggespoeld. Wat overblijft, is een ondergrond die nauwelijks voedingsstoffen bevat en een te zure pH vertoont. Dat lijkt allemaal een eind af te staan van de oorspronkelijke bedoeling van groene steden!
Om praktische redenen maken heel wat aannemers tot slot gebruik van voorgekweekte platen. Ondanks de vrij hoge kostprijs, laten die alles sneller gaan, vereisen ze weinig technische kennis en zijn de resultaten snel zichtbaar. In die platen worden echter veel kunststoffen verwerkt (tussen 5 en 7 kg per m²).
Naast die ‘details’, zijn er problemen met de spreiding van de planten. Het merendeel van de voorgekweekte platen heeft een structuur die vergelijkbaar is met een reeks naast elkaar geplaatste bloempotten. Daardoor wordt de ontwikkeling van hun wortels – en dus ook van hun bladeren – aanzienlijk ingeperkt. Een ander nadeel is de lage vochtinertie. Op het dak zullen daardoor hele zones te weinig tot ontwikkeling komen, wat rechtstreeks gevolgen heeft voor de esthetiek van de hangende tuin.
Gelukkig zijn er milieuvriendelijke en zelfs eco-circulaire alternatieven.
Een mengeling van gemalen steenpuin (afkomstig van werven waar bak- of leisteen werd gesloopt) en gezeefde compost (ontstaan uit de ontbinding van groenafval) blijkt de ideale voedingsbodem voor de vetplanten die overwegend op groendaken aanwezig zijn. Kers op de taart: betonmelk en mortelresten werken in op de pH en maken de omgeving alkalisch, ideaal voor dergelijke begroeiing.
Die hulpbronnen zijn overmatig in Brussel aanwezig en kunnen op ultralokale schaal worden gerevaloriseerd.
We gaan al jaren op die manier te werk en zien dat de planten op lange termijn goed gedijen. We geven graag mee dat sommige fabrikanten tegenwoordig substraten uit gerecycleerde materialen aanbieden.
We hopen dat in de toekomst de oorsprong en de samenstelling van de substraten duidelijker in bestekken aan bod zullen komen.
Zo zou het gebruik van substraten met een veel interessantere ecologische impact ingeburgerd kunnen raken.
We moeten het enkel aandurven om aan te sturen op een mentaliteitswijziging en een verandering van de vastgeroeste gewoonten!
Auteur: Eric Frère, La Ferme Nos Pilifs
Lees ook: Voortaan moet architectuur (absoluut) inspiratie putten uit de natuur; Elektrotechniek voor de energietransitie; ORI zet de rol van advies- en ingenieursbureaus in Brussel in de kijker; Agglomeraatsteen en digitale fabricagetechnieken voor erfgoedrestauratie.