Een van de strategische pijlers van de energietransitie in Europa, die tot doel heeft om de inspanningen ter bestrijding van de klimaatverandering verder te zetten, is de voortdurende verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen (bouw en renovatie). Deze pijler vertegenwoordigt een van de belangrijkste manieren om energie te besparen en CO2 te verminderen. Zo moeten, volgens de Europese richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (EPBD 2010/31/EU[1]) alle nieuwe woningen die in Europa worden gebouwd, voldoen aan de NZEB- of ‘Nearly Zero Energy Building’-normen. De Europese Unie heeft alle lidstaten zelf laten bepalen hoe ze aan de minimumeisen van dit NZEB-niveau willen voldoen. Dat is ook het geval in onze drie gewesten, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG), Vlaanderen en Wallonië. Elk van hen heeft een systeem kunnen ontwikkelen dat min of meer vergelijkbaar is, maar niet volledig identiek, door de verschillende ontwikkelingscontexten eigen aan elk gewest. Vlaanderen implementeerde deze richtlijn in 2013 onder de naam BEN (‘Bijna-EnergieNeutraal’)[2], Wallonië nam op 1 januari 2021 de Q -ZEN -norm aan (‘Quazi Zéro Energie’)[3] , terwijl het BHG zich voornamelijk baseerde op zijn EPB-certificaat (2015) en zich liet inspireren door de ‘ passieve ‘ [4] norm, die nog verder gaat dan de NZEB. Die laatste is slechts een minimumnorm die we moeten bereiken om onze klimaatdoelstellingen te halen.
De minimale NZEB-eis houdt in dat alle nieuwe gebouwen en ingrijpende renovaties een bijna-nul-energieverbruik bereiken. Dat komt overeen met een EPB van niveau A[5]. Elk NZEB-gebouw moet vanaf nu voldoen aan bepaalde voorwaarden op het vlak van energieprestatie, isolatie, luchtdichtheid, ventilatie, warmte-/koudebehoefte en ventilatie, warmteoverdracht, warmteproductie en risico op oververhitting.
Een NZEB-gebouw moet dus in de eerste plaats goed ontworpen, beter geïsoleerd en luchtdicht zijn, maar ook beter geventileerd en voorzien van airconditioning op een duurzame manier.
- Door dat alles worden de primaire energiebehoeften van het gebouw minder belangrijk, althans die voor verwarming. Het voordeel van een minimale NZEB-woning is namelijk dat het hele jaar door een constante warmte kan worden behouden met een lager energieverbruik, waarin bijvoorbeeld kan worden voorzien door lokale hernieuwbare energiebronnen.
- Bovendien worden de zomers volgens klimaatdeskundigen over het algemeen warmer. Daarom wordt verwacht dat de energievraag van gebouwen geleidelijk zal verschuiven van verwarming in de winter naar verkoeling in de zomer. Ook wordt verwacht dat traditionele stookolie- (inclusief gas-) ketels geleidelijk zullen worden vervangen door warmtepompen. Die trend is al zichtbaar in Vlaanderen, waar geleidelijk wordt overgeschakeld op hybride warmtepompen, die vanaf 2023 verplicht zullen zijn voor alle nieuwe woningen. De overgang wordt ook aangemoedigd door het verbod op nieuwe aardgasaansluitingen vanaf 2026 en de invoering van een financiële stimulans voor de installatie van warmtepompen in bestaande woningen. Ook in Wallonië en Brussel lijkt het einde van de stookolieketels in zicht. Vanaf 2025 zal het verboden zijn in het BHG om stookolieketels op de markt te brengen. Wallonië voorziet een verbod op het commercialiseren van die ketels tegen 2030.
- Ook ventilatie en warmteterugwinning worden een vaste standaard in gebouwen. Dubbele stroom, met warmteterugwinning, is zo goed als onvermijdelijk in minimale NZEB-gebouwen, vooral met het oog op de nieuwe eisen op het vlak van luchtkwaliteit en toevoer van verse lucht (C02, vochtigheid, deeltjes, …). Die zijn de laatste jaren nog toegenomen door de COVID-19-pandemie en de groeiende behoefte aan telewerken. Dat veronderstelt de installatie van beter gecontroleerde, geoptimaliseerde, modulaire HVAC-systemen, geïntegreerd met zonne-energiesystemen, warmtekrachtkoppeling, dagelijkse en/of seizoensgebonden opslag, alsook gedeeld gebruik in wijken (energiegemeenschappen, …).
- Het grootste deel van de energiebehoefte van het gebouw zal dus steeds meer worden gedekt door plaatselijke hernieuwbare energiebronnen (PV-panelen, thermische zonne-energie, …), waardoor ook andere verbruikers op een ‘intelligente’ manier[6] van energie kunnen worden voorzien (wasmachine, vaatwasser, warmwaterproductie, …). Bovendien is het momenteel de tendens om het eigen verbruik van duurzame energie zoveel mogelijk te verhogen, of zelfs om, als de toekomstige regelgeving en het nieuwe belastingstelsel het toelaten, de rol op te nemen van elektriciteitsproducent door omvangrijke fotovoltaïsche panelen te installeren binnen een toekomstige energiegemeenschap. Er zullen dus efficiënte systemen moeten worden geïnstalleerd die zijn afgestemd op de eindbehoeften van de klanten. Daarbij is high-tech niet altijd de beste oplossing, vooral niet in een ‘goed ontworpen en geïsoleerd’ gebouw waarvoor ook low-techoplossingen kunnen worden overwogen (bv. ‘Tiny house’-woningen)
In die context zullen elektro-installateurs een steeds belangrijkere rol innemen om de energietransitie tot stand te brengen in onze drie gewesten. Het is duidelijk dat voorrang moet worden verleend aan de bouwschil van gebouwen, onder andere op het vlak van isolatie, waterdichtheid, oriëntatie en het gebruik van natuurlijk licht om de eindbehoeften aan airconditioning, verlichting, enz. te verminderen. Vervolgens kan ook de integratie van lokale hernieuwbare energiesystemen (fotovoltaïsche cellen, enz.) geoptimaliseerd worden in het NZEB- (en passief) ontwerp.
Vanaf dit stadium zullen de elektro-installateurs hun deskundigheid en ervaring op het vlak kunnen aanwenden door klanten beter te adviseren en hen de weg te wijzen naar speciale technische oplossingen die zijn afgestemd op hun behoeften (automatiserings- en/of beslissingsondersteunende systemen, voorspellende controle en optimalisering, comfortniveau en energieprestatie, intelligente energiebeheersystemen, enz.), maar ook door de installaties te onderhouden.
De rol van de elektrotechnische sector in de klimaatstrategie voor gebouwen is nog belangrijker geworden met de recente invoering van elektromobiliteit in de EPB. De uitrol van elektromobiliteitsvoorzieningen en de ontwikkeling van energie-efficiënte gebouwen zijn namelijk nauw met elkaar verbonden. Volgens de Europese instanties zijn gebouwen zelfs een belangrijke hefboom voor de verdere ontwikkeling van elektromobiliteit. Daarom werden een aantal eisen vastgesteld voor gebouwen op het vlak van de installatie van laadpalen en infrastructuur voor elektrische voertuigen.
Dat maakt van de elektro-installateur een hoofdrolspeler in de energietransitie, niet alleen bij de bouw en renovatie van gebouwen, maar ook bij de aanleg van de bijbehorende elektromobiliteitsinfrastructuur. Deze transitie vindt plaats tegen een achtergrond van versnelde elektrificatie en digitalisering, waarbij technische installaties van gebouwen steeds vaker ‘intelligent’ worden bestuurd en op afstand worden gecontroleerd. De trend wordt nog versterkt door de huidige uitrol van nieuwe slimme (of ‘communicerende’) elektriciteitsmeters en systemen voor energiebeheer zoals CEMS of ‘Customer Energy Management Systems’[7] in het hele land.
Ter conclusie kan worden gesteld dat de NZEB-normen (inclusief de passieve normen) een unieke kans vormen voor professionals in de elektrotechniek om hun essentiële en aanvullende knowhow bij te dragen. Dat zal de energietransitie, die de evolutie van de doelstellingen en eisen van de bouwsector volgt, bevorderen.
[1] https://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2010:153:0013:0035:fr:PDF
[2] https://www.vlaanderen.be/bijna-energieneutraal-bouwen-ben
[3]EPB-voorschriften (Wallonië): https://energie.wallonie.be/fr/reglementation-wallonne-sur-la-peb.html?IDC=7224
[4] https://leefmilieu.brussels/themas/gebouwen-en-energie/verplichtingen/de-energieprestatie-van-gebouwen-epb
[5]https://document.environnement.brussels/opac_css/elecfile/IF_NRJ_ResultatCertificatPEB_FR?_ga=2.158344178.970212847.1640267937-1346142802.1640267937
[6] Het is nog steeds beter om te proberen geen energie te verbruiken (het niet nodig te hebben) dan het te produceren op een hernieuwbare manier.
[7] http://www.maconsosouslaloupe.be/
Meer informatie : https://www.volta-org.be/
Auteur: Gregor Probst, Technologisch adviseur, VOLTA
Lees ook: ORI zet de rol van advies- en ingenieursbureaus in Brussel in de kijker; Agglomeraatsteen en digitale fabricagetechnieken voor erfgoedrestauratie; Voor ecologisch verantwoorde bouwers; Behoefteprogrammering en circulariteit; Sociale economie brengt partners samen rond duurzaamheid.