Biobased materialen gebruiken kan de klimaatimpact van de bouwsector danig beperken. Zo’n materialen worden immers gemaakt van hernieuwbare grondstoffen die nagroeibaar zijn. Bovendien kost de productie ervan minder energie dan die van niet-hernieuwbare materialen zoals beton en staal en kunnen de benodigde grondstoffen vaak lokaal ontgonnen worden, wat de plaatselijke landbouw stimuleert en transport beperkt. Maar welke garanties bestaan er rond die biogebaseerde materialen? Circubuild publiceerde nog niet zo lang geleden een podcast over de correlatie tussen biogebaseerde en circulaire bouwmaterialen, waarin het die vraag poogde te beantwoorden.
Voor de podcast over de correlatie tussen biogebaseerde en circulaire bouwmaterialen had Circubuild Mieke Vandenbroucke, toen nog experte circulair bouwen bij VIBE, maar vandaag actief bij CERAA, Stefaan Valette, Marketing & Development Director bij Derbigum en Bart d’Haese, Natural Sales Driver bij EXIE uitgenodigd. Zij zetten – om het met een woordspeling te zeggen – een interessant boompje op over die samenhang. Hieronder lijsten we nog eens de meest interessante bevindingen op, met speciale aandacht voor de vraag welke garanties er bestaan rond biogebaseerde bouwmaterialen.
TECHNISCHE EN BIOLOGISCHE CYCLUS
Om het begrip biobased te definiëren licht Vandenbroucke de twee cycli toe die een product volgens experten ter zake kan hebben, de technische cyclus en de biologische cyclus. “De technische cyclus geldt voor materialen die niet-hernieuwbaar zijn. Daarin proberen we de grondstoffen continu te hergebruiken of te recycleren op een hoogwaardige manier. In de biologische cyclus oogsten we planten en gebruiken we die als materiaal, in het geval van de bouwsector in de gebouwde omgeving. Daarna composteren we ze en worden ze voeding voor nieuwe planten. Biobased materialen hebben zo’n biologische cyclus en zorgen er dus niet voor dat de gebruikte grondstoffen ooit uitgeput zullen zijn. Als is het wel een voorwaarde dat je ervoor zorgt dat wat je wegneemt ook effectief terugkomt, binnen een redelijke termijn, die de levensduur van het product eigenlijk niet mag overschrijden.”
GARANTIE DAT HET MATERIAAL WORDT GECOMPOSTEERD: TAAK VAN PRODUCENT?
Maar welke garanties hebben we dan dat composteren en nagroeien ook effectief gebeurt? Volgens Vandebroucke heeft de producent in het geval van dat eerste een belangrijke rol te spelen. “Hij kan het product terugnemen en het op een veilige manier recycleren, want dat moet ook in het geval van biogebaseerde materialen altijd de eerste betrachting zijn. In tweede instantie kan hij het product veilig op een andere manier inzetten in zijn productieproces of het op een veilige manier composteren.”
D’Haese kan, als fabrikant van biobased materialen, getuigen dat dit ook gebeurt in de praktijk. “Wij zijn volop bezig met een aantal projecten waar wij nu al contractueel hebben vastgelegd dat we de materialen na een looptijd van 30 jaar terugnemen aan restwaarde, indien ze niet lokaal worden hergebruikt of nog langer bruikbaar zijn. Het spreekt voor zich dat wij de materialen dan zullen hergebruiken of laten composteren.”
GARANTIE DAT MATERIAAL NAGROEIT: WERK AAN DE WINKEL VOOR WET- EN REGELGEVING?
In de tweede plaats willen we dus de garantie dat de grondstof die we gebruiken op een snelle en natuurlijke manier opnieuw kan groeien, idealiter op een termijn korter dan de levensduur van het biogebaseerde bouwproduct. Als voorbeeld gebruikt Vandenbroucke het biobased materiaal hout. “Er zou dan dus een garantie moeten zijn dat een bos snel genoeg zal nagroeien om de impact te neutraliseren. Wel, labels als FSC en PEFC bieden die garantie. We kunnen dan zeker zijn dat de bomen die gekapt worden, ook effectief opnieuw aangeplant worden. Maar zo’n labels bestaan alleen nog maar voor hout en niet voor andere biobased materialen. Dat is absoluut een werkpunt waarvoor ik in de richting kijk van de regelgeving.”
GEBREK AAN PRESTATIEGARANTIES
Maar er moet meer gebeuren, volgens d’Haese. Zo moet ook werk worden gemaakt van prestatiegaranties. “Ik merk heel sterk dat veel biobased en circulaire materialen niet kunnen ingezet worden omdat ze niet de nodige garanties bieden op het vlak van prestaties. Daar ligt toch ook wel werk op de plank voor de wetgever.”
Niet alleen sluiten de huidige selectieprocedures voor zo’n keuringen veel biogebaseerde of circulaire materialen per definitie uit omdat ze het levenslicht zagen toen er van zo’n materialen nog geen sprake was, ook kost het veel geld om je product zo’n keuring te laten ondergaan. Valette ondervindt dat laatste ook in de praktijk met Derbigum. “Eigenlijk zijn er geen testvoorschriften of normen voor biogebaseerde en heel wat circulaire bouwmaterialen. Een ATG-keuring krijgen, een beoordeling van de gebruiksgeschiktheid van een bouwproduct of een systeem voor een welbepaalde toepassing in de bouw, vraagt veel tijd en geld. Voor veel middelgrote bedrijven is het louter financieel gezien gewoon niet evident.”
Ondanks de knelpunten vandaag, zijn er zeker wel mogelijkheden om biogebaseerde bouwmaterialen toe te passen en bouwen zo duurzamer te maken, maar onderzoek van VIBE uit 2019 toont toch aan dat dergelijke materialen een veel groter deel van de bouw zouden kunnen uitmaken dan dat ze nu doen.
Samengevat zullen zullen wet- en regelgeving voor een kader moeten zorgen waarin gegarandeerd kan worden dat een biogebaseerd bouwmateriaal die omschrijving waard is, zoals het PEFC- en FSC-label dat nu al doen voor hout. Ook moeten de prestaties van biogebaseerde materialen makkelijker moeten kunnen worden gegarandeerd. Daartoe moeten de procedures voor normen die daartoe dienen zo worden herontwikkeld dat ze ook makkelijk een keuring van een biogebaseerd bouwmateriaal toelaten. Die procedures moeten ten slotte ook goedkoper worden en sneller kunnen gebeuren. Het gevolg van dat alles zal zijn dat de potentie van biogebaseerde bouwmaterialen ook effectief ten volle wordt benut.
De podcast over de correlatie tussen biogebaseerde en circulaire bouwmaterialen is te beluisteren via deze link.
Bron: Circubuild