Een plek behoort eeuwig toe aan wie er het meest aanspraak op maakt, wie de herinnering eraan het sterkst levend houdt, wie ze boven zichzelf doet uitstijgen, vormgeeft, weerspiegelt, en zo radicaal bemint dat hij ze naar zijn eigen beeld schept.
Joan Didion
Bij ‘circulaire economie’ denken we vaak aan grote industriële transformatieprocessen en aan de geleidelijke aanpassing van productiemodellen door middel van proefprojecten en innovatieve succesverhalen. Anderzijds dringt het idee van circulariteit ook door in de gewoonten en het dagelijks leven van mensen, waarbij belang wordt gehecht aan de huiselijke praktijken van hergebruik, recycling, verantwoord verbruik en optimalisering van hulpbronnen. De consument moet zijn rol binnen het productiesysteem dan als een structureel onderdeel in zijn dagelijks leven integreren. Maar het systeem beperkt zich niet tot de eenvoudige tweedeling producent-consument. Wanneer de consument een inktpatroon naar een inzamelpunt in de buurt van zijn huis of werkplek brengt, neemt hij deel aan het distributiesysteem. De consument vervult dan een andere rol in het proces, en neemt een deel van de logistieke activiteiten op in zijn dagelijkse routine. Dit is echter pas mogelijk als het inzamelingscentrum strategisch is gelegen, zodat de consument dit eenvoudig in zijn dagelijkse leven kan integreren.
De overgang naar een circulair model gaat verder dan een inktpatroon; deze logica wordt idealiter op gelijke manier toegepast op al wat we verbruiken. De uiteenlopende stappen van de processen voor inzameling, verwerking en hergebruik vinden plaats op een tussenliggend niveau, niet in de huiselijke sfeer en niet in grote productiecentra. Dit tussenniveau is het niveau van de wijk, waar het nabijheidsaspect de integratie tussen productiestromen en dagelijkse gewoonten vergemakkelijkt. Textiel, voedingsmiddelen, elektrische toestellen meubilair behoren echter tot verschillende circulaire systemen met technische processen die specifiek zijn voor elk product. Als we circulaire gewoonten willen aannemen, moeten we onze wijken daarom uitrusten met technische infrastructuur om de productieprocessen te ondersteunen.
‘Tussenliggende’ infrastructuren
Om het top-downaspect van productie of het bottom-upaspect van de bewuste consument te overstijgen, is het absoluut noodzakelijk om te werken aan tussenliggende infrastructuren, waar beide systemen samenkomen in samenwerkingsmodellen. Partnerschappen tussen verschillende (gemeenschaps-, economische en institutionele) actoren zijn essentieel voor de uitvoering en operationalisering van dit infrastructuurnetwerk. Via hun productieve taak ondersteunen zij gemeenschappen door kansen te creëren voor capaciteitsopbouw, werkgelegenheid, integratie van kwetsbare groepen en de ontwikkeling van ontmoetingsruimten.
De circulaire transitie is gebaseerd op de mate waarin de leefruimten van een gemeenschap in staat zijn om de infrastructuren die de verschillende stappen van het productieproces ondersteunen, te integreren. Stadsvernieuwingsoperaties moeten er daarom naar streven systematisch ruimten in te bouwen die de ontwikkeling van dit soort productieve praktijken mogelijk maken als aanvulling op het traditionele netwerk van voorzieningen en openbare ruimten. Dit vormt een grote uitdaging, vooral binnen het bestaande stedelijke weefsel, waar de marktdynamiek en de traditionele modellen voor vastgoedbeheer het creëren van ruimte voor dergelijke praktijken bemoeilijken.
Op het eerste gezicht lijkt het moeilijk zich in te beelden hoe een achtergebleven ruimte in onze wijk, of het nu gaat om een clandestiene vuilnisbelt of een verlaten pakhuis aan een binnenplaats, kan worden omgevormd zodat er een ambitieuze dynamiek ontstaat. Een dynamiek die op termijn een ruimtelijke kwaliteit kan bieden die bijdraagt aan gemeenschapsvorming en die ook uitvoerbaar is op operationeel niveau. Dit doet ons nadenken over het fundamentele verschil tussen een ruimte en een plaats.
Een plaats voor alles en alles op zijn plaats
Volgens Marc Augé kan een plaats (in tegenstelling tot wat hij een ‘non-plaats’ noemt) worden gedefinieerd als een ruimte waar identiteit wordt gevormd, die geschiedenis heeft, die deel uitmaakt van een collectieve verbeelding en die tot een ruimtelijke en culturele context behoort. Een ruimte wordt pas omgevormd tot een plaats via een collectief proces van toe-eigening en de totstandbrenging van herinneringen.
Rond dit principe is het concept ‘placemaking’ opgebouwd, als een praktijk die erop gericht is geleidelijk plaatsen te creëren. In het initiatief ‘Project for Public Spaces (PPS)’ wordt placemaking beschreven als een methode die ‘mensen uitnodigt tot het collectief heruitdenken en opnieuw verbeelden van stedelijke ruimten als de kern van elke gemeenschap om gedeelde waarde te maximaliseren. Het bevordert creatieve gebruikspatronen, door zowel rekening te houden met de fysieke, culturele en sociale identiteit van een plaats, als met de behoeften van de verschillende gebruikers ervan.’
Placemaking is op de eerste plaats een proces, dat erop gericht is slecht functionerende stedelijke ruimten weer te activeren, en plaatsen van collectieve toe-eigening door en voor de gemeenschap te creëren. Voor placemaking zijn zeer doeltreffende democratische bottom-upprocessen vereist, als strategieën van inclusie en burgerparticipatie.
Placemaking vormt het actiegebied dat de twee uitersten van het spectrum samenbrengt door een dynamiek van onderlinge afhankelijkheid tussen instellingen en het maatschappelijk middenveld tot stand te brengen. Dit betekent dat een deel van de verantwoordelijkheid wordt toegekend aan de vele actoren die de stad vanuit specifieke plaatsen en gemeenschappen opbouwen en dat ervoor wordt gezorgd dat zij over de middelen en capaciteiten beschikken om deze verantwoordelijkheid te vervullen.
Met veel verantwoordelijkheid gaat ook veel macht gepaard. De overgang naar een circulair model mag niet worden opgevat als een verplichting die moet worden vervuld, maar als een systematisch instrument om individuen mondiger te maken. Mondige gemeenschappen zijn beter in staat om collectief te reageren op verandering, en steeds te zorgen voor het welzijn en de levenskwaliteit van de mensen die er wonen.
Daarom is placemaking van strategisch belang om een brug te slaan tussen plaatsgebonden uitdagingen en maatschappelijke ambities. Er moeten mogelijkheden worden gecreëerd waarbij placemaking in de formele processen van stadsplanning en -vernieuwing wordt opgenomen om praktijken op gemeenschapsniveau te ondersteunen, en waarbij het in de methodologische benadering van ruimtelijke projecten wordt geïntegreerd.
Auteur: Diego Luna Quintanilla, Senior Projectleider bij BUUR Part of Sweco en medeoprichter van Cakri vzw
Bijdragen van :
- Sedaile Mejias, stedenbouwkundige architect bij BUUR Part of Sweco en medeoprichtster van Cakri asbl
- Anaïs De Keijser, Country Project Leader d’Urban Insights bij Sweco Belgium
- Hélène Rillaerts, Team manager architect bij BUUR Part of Sweco en lid van de Board van ecobuild.brussels
Dit artikel is gebaseerd op een witboek dat zal worden gepubliceerd op het kennisdelingsplatform Urban Insight van Sweco.
Illustratie: Referentiecasus: Pilootproject De Potterij / BUUR Part of Sweco + Miss Miyagi [2]
Lees ook: Wat brengt de toekomst voor duurzaam bouwen?; De Materatek, een ruimte om je duurzame ambities waar te maken; Een woord van de voorzitster; Van afval tot kunstwerkjes
[1] S²Cities-programma (https://s2cities.org/)
Waar? Internationaal (pilootprojecten in Envigado, Colombia en Bandung, Indonesië).
Wat? S²Cities is een open en iteratief programma dat gebaseerd is op een cyclisch proces van systeeminzicht, capaciteitsopbouw, oplossingen voor prototyping, en de verbetering en opschaling van oplossingen.
Hoe? Het S²Cities-programma wil jongeren van 15 tot 24 jaar in steden in staat stellen om veiligere en inclusievere stedelijke omgevingen te creëren. Door samen te werken met strategische adviseurs, leerpartners en organisaties voor lokale implementatie, brengt het programma jongeren in contact met de middelen die zij nodig hebben om in hun steden veranderingen teweeg te brengen.
Sinds 2021.
[2] De Potterij (https://buur.be/project/pilootproject-potterij-mechelen/)
Waar? Machelen, BE.
Wat? Visievorming en projectregie van de Potterijsite, een voormalige wasserij in het centrum van de Mechelse binnenstad, in het kader van de Pilootprojecten ‘Terug in omloop’.
Hoe? De OVAM is sinds enkele jaren volop bezig met de sanering van de plek en stelt hoge ambities voorop voor de toekomst: de uitbouw van een circulair stadslabo in en rond de Potterij. Doorheen een transitiegericht planningsproces evolueerde deze initiële toekomstvisie op gebouwniveau tot een gedragen beleidsvisie op bouwblokniveau.
Sinds 2016.