Het Brussels Observatorium voor Werkgelegenheid en Opleiding heeft, in samenwerking met hub.brussels en Leefmilieu Brussel, een online modelenquête over werkgelegenheid en rekrutering in de circulaire economie in het Brussels Gewest uitgevoerd, dit in het kader van de maatregel Werkgelegenheid 1 van het Gewestelijk Programma voor Circulaire Economie (GPCE).
Online enquête: waarom, voor wie?
Het onderzoek was bedoeld om de tewerkstellingsmogelijkheden binnen de circulaire economie in Brussel te evalueren en om de beroepen en de vaardigheden te identificeren die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van deze economie. Deze actie vormde een eerste stap in de uitwerking van een berekeningsmethode voor de creatie van circulaire werkgelegenheid.
De enquête werd gehouden tussen half december 2017 en eind februari 2018 en richtte zich tot Brusselse ondernemingen die actief zijn in het beheer van hulpbronnen en afvalstoffen (hergebruik, reparatie…), alsook ondernemingen die in de laatste vijf jaar een hoofdactiviteit of een project hebben ontwikkeld in circulaire economie (hier ruim geïnterpreteerd: ecologisch ontwerp, functionele of deeleconomie, retourlogistiek…). De gegevensbank die voor deze enquête werd samengesteld, telde dus sociale-economieondernemingen die sinds lang actief zijn in het beheer van hulpbronnen en afvalstoffen en diensten voor afvalophaling en -verwerking, maar ook ondernemingen die werkzaam zijn in duurzame voeding (productie, handel of horeca) of die handelen in niet-voedingswaren (voornamelijk textiel), en in mindere mate ondernemingen werkzaam in de bouw en in elektrische en elektronische uitrusting en huishoudtoestellen. Aangezien deze gegevensbank niet exhaustief was, werd de online enquête ook via de netwerken van hub.brussels en Leefmilieu Brussel verspreid.
Profiel van de ondernemingen
Van de 201 ondernemingen die werden gevraagd om aan het onderzoek mee te werken, hebben 75 ondernemingen toegezegd. Het gaat voor het overgrote deel om circulaire ondernemingen die recentelijk werden opgericht (59 % bestaat niet langer dan 5 jaar, en 41 % zelfs niet langer dan 2 jaar), waarvan de helft geen werknemers in dienst heeft. Daarnaast zijn er ook oudere ondernemingen, waarvan een deel een activiteit van circulaire aard heeft ontwikkeld na zijn ontstaan. In totaal is het circulaire karakter van alle of een deel van de activiteiten van ruwweg zeven op de tien ondernemingen dus minder dan 5 jaar oud.
Profiel van de tewerkstelling
In 2017 hadden de bevraagde ondernemingen zo’n 1.600 werknemers in dienst. 14 % van die werknemers werden bij recent opgerichte ondernemingen geteld (goed voor ongeveer 220 banen, hoofdzakelijk in de voedingsindustrie) en 10 % werd geteld bij ondernemingen die van mening zijn dat hun activiteit volledig circulair is. We merken tevens op dat 53 % van de geïdentificeerde banen deel uitmaakt van sociale-economieondernemingen. In vergelijking met het economische weefsel van het gewest, zijn er bij de ondervraagde circulaire ondernemingen meer jobmogelijkheden voor laaggeschoolde Brusselaars.Bovendien zijn de voltijdse jobs er beter vertegenwoordigd. We tellen echter wel meer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur, met name als gevolg van de gesubsidieerde banen.
Dit tewerkstellingsvolume houdt geen rekening met zelfstandigen – die men vooral bij kleine ondernemingen zonder loontrekkend personeel vindt – noch met vrijwilligers of met student-stagiairs, waarop twee derde van de ondernemingen in de laatste twee jaar naar eigen zeggen een beroep heeft gedaan.
Op het gebied van werkgelegenheid tonen de bevraagde ondernemingen zich dynamisch en zijn ze allen optimistisch over de toekomst.
In de komende twaalf maanden overweegt meer dan de helft van de ondernemingen om loontrekkend personeel aan te werven, voornamelijk om de omvang van hun activiteit te verhogen, maar ook om in te spelen op een nieuwe activiteit en/of om vertrekkend personeel te vervangen. We merken op dat tijdens de laatste drie jaar de helft van de ondernemingen die nieuwe medewerkers wilden aanwerven (58 %), moeilijkheden heeft ondervonden. Naast het gebrek aan kandidaten en de ondervonden arbeidsomstandigheden, zijn de voornaamst genoemde hindernissen het gebrek aan ervaring, het ontoereikende opleidingsniveau en/of, in mindere mate, de ontbrekende technische vaardigheden of talenkennis. Kortom, een geheel aan factoren waarop een beroepsopleiding een rol in kan spelen.
Tegen eind 2020 voorzien ongeveer drie op de vijf ondernemingen een groei van hun tewerkstelling in loondienst en verwacht een op de vijf dat die tewerkstelling stabiel blijft. Geen enkele van de ondervraagde ondernemingen verwacht een daling. Op het ogenblik van de enquête hadden slechts vier ondernemingen hun tewerkstelling sinds 2014 lichtjes zien dalen, terwijl nagenoeg de helft de laatste jaren – of sinds hun oprichting voor de ondernemingen die in 2015 of 2016 werden opgericht – een stijging van zijn loontrekkend personeelsbestand optekende.
Er zijn betrekkelijk meer ondernemingen van jonger dan 5 jaar oud die niet de bedoeling hebben om tussen nu en eind 2018 aan te werven (ongeveer 40 %). Toch zijn deze zelfde ondernemingen optimistischer op lange termijn (ongeveer 70 % van hen verwacht een groei van zijn tewerkstelling in loondienst over 3 jaar). Aldus zijn 155 van de ongeveer 240 extra loontrekkenden die tegen 2020 worden verwacht, het resultaat van de verwachtingen van deze jonge ondernemingen.
De circulaire economie, een brede waaier aan beroepen
Op de vraag: “Welke drie beroepen zijn specifiek voor de circulaire economie in uw activiteiten?”, werden de volgende beroepen genoemd:
- beroepen die gewijd zijn aan de circulaire economie en verband houden met het beheer van afvalstoffen en hun recyclage, die zich zoals het er nu uitziet nog verder zullen ontwikkelen (afvalsorteerder; ophaler met aandacht voor bewarende inzameling; hersteller – preventief en curatief onderhoud – van een gevarieerd gamma van producten – fietsen, materiaal voor kinderverzorging, meubels, textiel, elektronica …; ambachten met betrekking tot “upcycling”; designer met het oog op het ontwerp van ketens voor hergebruik, remanufacturing en ecologisch ontwerp …);
- transversale beroepen (zoals informatici of administratieve beroepen) of beroepen die eigen zijn aan de activiteit van de onderneming (waaronder activiteiten in de bouw, de voedingsindustrie en de logistiek), die zich onderscheiden van de “lineaire” beroepen doordat ze een beroep doen op bijzondere circulaire vaardigheden – naast hun klassieke vereiste kernfunctievaardigheden – of doordat ze een bewustwording met zich meebrengen ten opzichte van de principes van de circulaire economie (hergebruik van keukenafval, kennis inzake permacultuur, verkoop van biovoedingsproducten, arbeider in ecologisch bouwen, stukadoor gespecialiseerd in leembepleistering, logistiek medewerker met aandacht voor korte ketens …);
- ondersteunende beroepen, die dus de ontwikkeling van de circulaire economie moeten bevorderen, dat wil zeggen de beroepen die verband houden met coördinatie, beheer en management en die een vaardighedenontwikkeling vereisen om de uitvoering van circulaire projecten te faciliteren, netwerken te leiden en klanten en medewerkers te sensibiliseren; beroepen inzake handel, communicatie en marketing waarbij strategieën moeten worden herzien om nieuwe concepten van de circulaire economie bij de consumenten te verkopen en te promoten (valorisatie van nieuwe producten, toeleveringsketens en distributiekanalen; transformatie van economische modellen …); managementfuncties waarvoor de ondernemingen (en in het bijzonder de kleine ondernemingen) aangaven behoefte te hebben aan begeleiding en advies, met name in verband met de praktische uitvoering van nieuwe economische modellen en met het beheer en de human resources.
Naast kwalificerende opleidingen of opleidingen voor het verwerven van bijkomende specifieke circulaire vaardigheden, moeten ook andere hefbomen aangeboord worden opdat de circulaire economie zich zou ontplooien
Op de vraag “Welke drie opleidingen in het Brussels Gewest verdienen een uitbreiding of een versterking om aan uw behoeften te voldoen?” werden kwalificerende opleidingen met betrekking tot de hierboven vermelde beroepen genoemd. Toch werden deze behoeften te beknopt uitgedrukt en zouden ze moeten worden uitgediept aan de hand van een kwalitatieve benadering.
Bovendien hebben de ondervraagde ondernemingen ook andere hefbomen dan opleidingshefbomen naar voren gebracht, die eveneens moeten worden geactiveerd om de ontwikkeling van de circulaire economie te stimuleren: het informeren en sensibiliseren van de consumenten – om de activiteit rendabel(er) te maken – en van de werknemers van de onderneming – om ervoor te zorgen dat zij meewerken aan de uitvoering van de projecten; de opstelling van een netwerk van actoren en de zichtbaarheid van die actoren; financiële stimuli, maar ook de herziening van de regels of maatregelen van een belastingheffing ten gunste van de circulaire economie; de toegang tot de geproduceerde afvalstoffen om ze als hulpbronnen te benutten; onderzoek (ecologisch ontwerp, ecodesign…) en de ondersteuning ervan, enz.
Auteur/Organisatie:
Brussels Observatorium voor Werkgelegenheid en Opleiding