Hout werd lange tijd beschouwd als een nichemateriaal of als een materiaal dat is voorbehouden voor Scandinavische chalets, maar houtconstructies worden steeds populairder op de Belgische bouwwerven. Doordat hout minder koolstof bevat, minder weegt en vaak sneller te verwerken is, vinkt het heel wat vakjes aan van de voorwaarden voor een duurzame transitie van de bouwsector. Maar kan hout echt een sleutelrol spelen in het bereiken van de klimaatdoelstellingen van de sector, te beginnen met koolstofneutraliteit?
Een milieuvoordeel dat moeilijk te betwisten valt …
Op papier spreken de cijfers voor zich. Bij verstandig gebruik laat hout een veel kleinere ecologische voetafdruk optekenen dan beton of staal. “Het is pure fysica“, aldus Sacha Berg, bouwkundig ingenieur bij Cambium, een adviesbureau dat gespecialiseerd is in koolstofarm bouwen. “Zelfs verwerkte houtsoorten zoals CLT of glulam vergen veel minder energie om te produceren. Om cement of staal te produceren moet je daarentegen zeer hoge temperaturen bereiken, wat de enorme hoeveelheden CO₂ verklaart die worden geproduceerd.“
Het vermogen van hout om emissies te vermijden komt nog boven op een andere troef: zijn functie als koolstofput. Zolang een boom groeit, slaat hij CO₂ op en zolang hij niet verbrand of gekapt wordt, blijft deze koolstof opgeslagen in het materiaal. “Maar let op dat je niet te snel vereenvoudigt“, waarschuwt Wendy Boswell, architect en onderzoeker bij CERAA. “Een jonge boom slaat weinig koolstof op. En een bos dat onzorgvuldig gekapt wordt, verliest tijdelijk zijn opslagcapaciteit. Daarom is duurzaam bosbeheer noodzakelijk en moet dit gepland worden met een visie op lange, zelfs zeer lange termijn.”


… en er zijn ook andere voordelen
Naast de koolstofvoetafdruk heeft hout nog andere voordelen, met name esthetische en structurele. En soms ook indirecte. “Hout is lichter, dus de funderingen kunnen minder massief zijn, wat de totale ecologische voetafdruk van een bouwproject verder verkleint“, merkt Wendy Boswell op.
Een ander doorslaggevend voordeel is dat hout zich bijzonder goed leent voor prefabricatie. Door zijn lichtheid, nauwkeurige bewerkbaarheid en modulariteit is hout het materiaal bij uitstek om onderdelen in de werkplaats onder optimale omstandigheden te assembleren en vervolgens op het geschikte moment op de bouwplaats af te leveren. Deze aanpak is ideaal in dichtbevolkte stedelijke omgevingen: elke werkdag minder op de werf heeft een enorme logistieke en economische impact en betekent dus een aanzienlijke logistieke meerwaarde. “Maar het vergt een uitstekende coördinatie vooraf, evenals een goed gestructureerde, snel reagerende productielijn om het tempo aan te houden“, benadrukt Sacha Berg.
In het licht van deze voordelen heeft hout (lees: houtbouw) inderdaad de kwaliteiten die nodig zijn om de bouwsector in staat te stellen koolstofneutraliteit te bereiken, of op zijn minst dicht te benaderen.
En toch…
Ondanks al deze troeven komt houtbouw niet echt helemaal van de grond in België, waar het nog steeds maar een klein deel van de markt vertegenwoordigt, hoewel het aandeel op het vlak van eengezinswoningen belangrijker is. Hoe valt deze achterstand te verklaren? “Allereerst is er een kostenprobleem“, zegt Sacha Berg. “Ook al wordt de kloof kleiner, een houten constructie blijft vaak duurder dan een traditionele betonnen constructie. Voor een huis kan dat al snel oplopen tot een meerkost van 10 tot 15%.“
Maar los van de kostprijs blijft het belangrijkste obstakel cultureel van aard. “We leven in een land van betonbouwers“, legt hij uit. “Er is een miskenning van hout, een angst voor de brandveiligheid, vochtproblemen en duurzaamheid. Ik maak er wat te veel een karikatuur van, maar in het collectief onbewuste leeft nog steeds het beeld van de hutjes van de drie biggetjes …” En dat leeft niet alleen bij het brede publiek. “Veel ingenieurs, architecten en aannemers hebben simpelweg nooit geleerd om met hout te werken. Dus kiezen ze er ook niet voor.“
Voorbeeldprojecten om de mentaliteit te veranderen
Gelukkig zijn er steeds meer inspirerende voorbeelden. In Brussel hebben verschillende recente openbare gebouwen gekozen voor hout, vaak in een hybride aanpak in combinatie met beton. Zo is er de Monteco Tower, een kantoorgebouw in houtskeletbouw met een betonnen kern van 8 verdiepingen dat een circulaire aanpak toepast. Dit is een demonstratieproject voor houtbouw in België, ontworpen door Archi 2000 en uitgevoerd door de vereniging BPC-Woodshapers.
CERAA volgt regelmatig projecten op in het kader van de projectoproepen be.exemplary van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarvan sommige hout centraal plaatsen. “Zo maakt het Recypark-project in Anderlecht voor zijn structuur gebruik van gerecupereerde houten bogen. We zien ook een toename van projecten voor geprefabriceerde huizen in houtskeletbouw of renovaties met CLT“, legt Wendy Boswell uit.
In het buitenland is het signaal nog sterker. “In Bordeaux wordt de Silva-toren 56 meter hoog, met een hybride structuur. Dit soort projecten laat zien dat hoogte niet langer een obstakel is, als je de juiste materialen op de juiste plaats weet te combineren“, voegt ze eraan toe. En bij ons treden enkele grote spelers in hun voetsporen. Het nieuwe hoofdkantoor van de groep CFE, ontworpen als een gebouw voor gemengd gebruik, heeft het certificaat BREEAM Excellent gekregen, mede dankzij de hout-betonbenadering die al van bij de ontwerpfase werd gehanteerd.
Hulpmiddelen om objectieve keuzes te maken
Om de meest sceptische mensen te overtuigen en het volledige potentieel van hout als hefboom voor koolstofneutraliteit te benutten, is het cruciaal om de milieu-impact van hout te kwantificeren. En daartoe ontbreekt het niet aan tools. In België is de TOTEM-tool de maatstaf. “Hij biedt een analyse van de volledige levenscyclus, alle fases inbegrepen: winning, productie, constructie, transport, gebruik, onderhoud, levenseinde …“, verduidelijkt Wendy Boswell. “En hij houdt ook rekening met andere indicatoren dan alleen maar CO₂, bijvoorbeeld met de uitputting van de hulpbronnen, het waterverbruik …“
In Frankrijk legt de Réglementation Environnementale (RE2020) in de lastenboeken drempelwaarden voor koolstof op; om bij openbare aanbestedingen een bouwvergunning te bekomen, mogen die niet worden overschreden. “Het is radicaal, maar zeer effectief“, aldus Sacha Berg. “Als we een maximum opleggen van 150 kg CO₂/m², wordt het bijna onmogelijk om een gebouw te bouwen met alleen beton. Hout wordt dan een noodzaak, geen esthetische keuze“, toont hij aan. In Frankrijk blijkt het effect van deze RE2020 zeer groot te zijn, wat leidt tot een toename van het aantal grootschalige projecten waarbij hout wordt gebruikt en wat op zijn beurt de markt stimuleert, waardoor architectenbureaus en algemene aannemers worden gestimuleerd om hout in hun aanpak op te nemen, zowel bij het ontwerp als bij de uitvoering.
Technische innovaties en regelgevende hefbomen
Op technologisch vlak is er echte vooruitgang geboekt: CLT-panelen, omkeerbare verbindingen, biolijmen zonder formaldehyde, enzovoort. Al deze innovaties maken het gemakkelijker om hout te gebruiken en verhogen de duurzaamheid ervan. “Uiteindelijk is het de bedoeling dat we een houten gebouw kunnen ontmantelen en hergebruiken. Om dit te bereiken moeten we giftige lijmen, agressieve brandvertragende behandelingen en onnodige verflagen vermijden en ons richten op omkeerbare mechanische verbindingen“, herhaalt de architect en CERAA-onderzoeker.
Maar innovatie zal niet volstaan. Volgens Sacha Berg moet er ook opnieuw worden nagedacht over contractuele praktijken. “In België werken we vaak met hoofdaannemers die liever de controle houden over het hele bouwproces. Resultaat: als hout meer kost, wordt het snel vervangen door beton, ook al is dat niet optimaal. In Frankrijk, met aparte loten, is het anders: als er een timmerman voorzien is, werkt hij met hout, punt uit. Dat maakt echt een verschil.“
Transport, recyclage, vochtigheid: de uitdagingen blijven
Hout is niet vrij van technische beperkingen. Het vervoer van grote stukken, blootstelling aan vocht en brandwerendheid blijven legitieme bekommernissen. “Als hout aan de buitenzijde slecht is ontworpen, met ongeschikte houtsoorten of foutieve constructiedetails, steven je regelrecht op een ramp af“, waarschuwt de ingenieur. “Er zijn goede praktijken die je moet kennen: minimale hoogtes, bescherming tegen stilstaand water, ventilatie …“
Structureel hergebruik is echter nog steeds beperkt. “Het blijft erg complex om een gerecupereerde balk voor dragend gebruik te classificeren, en het is begrijpelijk dat architecten of aannemers er geen verantwoordelijkheid voor willen nemen. Maar voor meubels of niet-structurele elementen werkt het al heel goed.” Initiatieven zoals Rotor DC tonen trouwens de levensvatbaarheid van deze praktijken aan, en het potentieel van hout voor hergebruik en reconditionering, zoals Wendy Boswell opmerkt: “Als hout op de juiste manier wordt ontmanteld, kan het gemakkelijk opnieuw worden verzaagd en hergebruikt.“
Een niet te missen keerpunt
Toegegeven, hout alleen zal de planeet niet redden. Maar in de bouwsector vertegenwoordigt het een geloofwaardig, meetbaar en reeds beschikbaar alternatief. Om het op te schalen, moeten de financiële obstakels uit de weg worden geruimd, moeten er meer opleidingen komen en moet er een ambitieuze regelgeving worden ingevoerd. En bovenal moeten we overstappen van een vervangingslogica naar een logica van een globaal project, waarbij elk materiaal wordt gekozen op basis van zijn impact, zijn functie en het einde van zijn levensduur.
Of om af te sluiten met de woorden van Wendy Boswell: “Hout heeft zijn plaats, maar we moeten denken in termen van gebouwen, niet alleen van materialen.“




